De geschiedenis van het klooster, een lovestory
De Real Abadia (koninklijke abdij) de Santa Maria vormt in vele opzichten het hart van Alcobaça.
Het begon allemaal toen koning Alfons I aan de heilige Bernard beloofde hem een stuk grond te geven als het zou lukken de stad Santarém op de Moren te veroveren. Deze verovering was in 1147 een feit, en in 1178 begonnen de cisterciënzers met de bouw van het klooster, en zo’n 45 jaar later was het klaar. Het werd al snel het belangrijkste cisterciënzer klooster in Portugal. Zowel de kerk als het klooster zijn van oorsprong gotische gebouwen. Later zijn delen aan het klooster toegevoegd in andere bouwstijlen, zoals de twee baroktorens.
Oorspronkelijk was het complex veel groter, maar de aardbeving van 1755 en de Franse bezetting aan het begin van de 19e eeuw hebben grote delen van het klooster verwoest. Wat overbleef is echter nog steeds een gigantisch complex, dat deels open is voor het publiek. Een bezoek aan het klooster is zeker de moeite waard, u ziet dan onder andere de kruisgangen, het lavatorium, de indrukwekkende keuken, de eetzaal, de kapittelzaal, en het dormitorium.
Een lovestory
In de kerk liggen de lichamen van Pedro I en Inês de Castro, elk in hun eigen sarcofaag. Hun liefdesverhaal is zeer beroemd. Pedro, zoon van Afonso IV, zou trouwen met de Galicische Constança. Zij kwam naar het Portugese hof met onder andere haar hofdame Inês. Pedro en Inês werden smoorverliefd op elkaar. Dit verontrustte Afonso IV zo erg, dat hij besloot Inês terug te sturen naar Burgos. Pedro en Constança trouwden, maar Pedro kon Inês niet vergeten.
Toen Constança stief in 1345 kwamen Pedro en Inês weer bij elkaar, en zij trouwden in het geheim. Samen kregen ze 4 kinderen. Afonso IV kon zich echter niet bij neerleggen, en beval in 1355 de dood van Inês; ze werd door huurmoordenaars onthoofd. Pedro was woest en wilde wraak. Na zijn troonsbestijging in 1357 heeft hij meteen de huurmoordenaars, die waren gevlucht naar Galicië, laten uitleveren. Hij heeft ze in Santarém op gruwelijke wijze laten martelen tot de dood volgde, en hun lichamen tentoongesteld.
In 1361 liet Pedro het lichaam van Inês balsemen en gekleed als koningin op een troon naast hem in de kathedraal zetten. Alle leden van de adel en de volksvergadering werden gedwongen haar hand te kussen waarmee ze postuum gekroond werd. Daarna werd haar, inmiddels koninklijke, lichaam naar Alcobaça gebracht en in een sarcofaag geplaatst. Op bevel van Pedro werd zijn eigen sarcofaag recht tegenover die van Inês gezet, zodat zij bij hun herrijzenis op de dag des oordeels elkaar weer in de ogen kunnen kijken.