Costa de Prata

Uitgezonden monniken stichten klooster

De abdij stamt uit 1153, de tijd waarin Koning Afonso grote gebieden tussen Leiria en Óbidos doneerde aan Don Bernardo de Claraval. Het was een woeste, verlaten streek met voldoende water. Het gebied lag in een diepe vallei, 'waar de zon laat opkwam en weer vroeg onderging'.

Een geschikte plaats dus voor monniken, omdat ze dan veel tijd hadden om te bidden en te mediteren. Eén van de 'regels' van de orde bepaalt dat er als er (te) veel monniken in een bepaald klooster zijner 12 monniken uitgezonden worden om elders een nieuwe abdij te stichten. Toen er dus monniken vanuit het klooster Claraval (Frankrijk) in Alcobaça aankwamen troffen ze een verlaten streek aan. Er woonden slechts enkele afstammelingen van Portugeesarabieren.

Het werk van de monniken was niet gemakkelijk. Ze moesten het land ontginnen, het water te lijf gaan, dijken bouwen en rivieren verleggen. De naam Alcobaça komt van de twee rivieren die door de plaats stromen; de Alcoa en de Baça. Deze rivieren waren belangrijk voor het leven in het klooster en één van de beide rivieren werd door het klooster geleid, zodat de monniken stromend water hadden. Aan de zijkant van het klooster zie je nog de plek, waar het water naar binnen toe geleid werd.

Ingenieus watersysteem

Het watersysteem was, zeker voor die tijd, heel ingenieus. In de gigantische keuken staan nog de enorme wasbakken waar de groenten en andere etenswaren gewassen werden. Dit is overigens niet de originele keuken, de keuken, die nu nog te bezichtigen is en uniek is in zijn soort, is later gebouwd, toen er veel meer monniken waren toegetreden. In de kloostergang is de deur naar de vroegere keuken nog te zien. Ook is nog steeds de oude put te zien in het centrum van de binnentuin en de fontein waar de monniken hun handen wasten, voordat ze gingen eten.

Een leven van eenvoud

Deze vallei was des te meer een goede plek om een abdij te bouwen omdat het dichtbij de de Serra dos Candeeiros lag, waar goede steen voorhandig was. Maar eerst wachtte de monniken nog een zware taak. Om het klooster goede fundamenten te kunnen geven en te beschermen tegen overstromingen, moest de grond 12 meter verhoogd worden. Omdat de monniken gekozen hadden voor een leven van eenvoud, gebed en armoede werd de bouw van de abdij sober gehouden. Toch is de kerk nog gigantisch. De weinige versierselen die er zijn vonden hun oorsprong in de natuur. De pilaren zijn summier versierd met uit steen gehouwen afbeeldingen van o.a. palmbaderen, varens en manden, In de kerk zijn de beroemde graftombes van King Pedro en Inez de Castro. De hoofdrolspelers in het beroemde liefdesverhaal van Portugal. Dit verhaal is overal beschreven.

De monnik en het ei

De monniken hielden zich voornamelijk bezig met het ontginnen van het landschap en hun geestelijke ontwikkeling. Ze schreven en kopieerden boeken en illustreerden deze. De zaal (Het Scriptorium) waar dit gebeurde is nu nog te zien. Ook de vroegere slaapzaal (Dormitario) is te bezoeken. Hier zijn de versierselen van de pilaren goed te bezichtigen. Ze zijn allemaal verschillend.

Behalve monniken, waren er ook de zogenaamde lekebroeders. Deze werkten op het land. En dankzij deze mensen werden de kloosters zo rijk. Zij hoedden het vee, ontgonnen de landerijen, zaaiden en oogstten. Daarnaast werden de landerijen verpacht aan (arme) boeren. Vaak werd de pacht betaald met de oogst van het land en met eieren.

Het verhaal gaat dat er in sommige kloosters zoveel eieren aanwezig werden, dat de monniken een oplossing moesten zoeken voor het gebruik van de eieren. Deze werd gevonden in het maken van gebak. Portugal is beroemd om zijn gebak. Jaarlijk wordt er in november een festival gehouden rondom alle regionale gebakskunsten.

Het festival wordt in dit klooster gehouden. Een mooiere ambiance en lekkerder gebak kun je je niet voorstellen. Daarna rol je naar buiten het plein op. Maar ook als er geen festival is, kun je je hart ophalen aan het gebak. Tegenover de kerk ligt de Pasteleria Alcoa. Daar kan je al het gebak proeven.