Portugal is een land waar men gewoon is vers voedsel te eten. Maar elke dag je boodschappen doen valt niet mee als je in een klein dorpje woont, je geen vervoer hebt, en er als je geluk hebt alleen een klein buurtwinkeltje is.
Groenten en fruit verbouwt men als het even kan zelf. Zelfs al is er maar een klein stukje grond bij het huis, er is altijd plek voor kool, zeker voor het soort koolplanten dat een lange steel vormt waaraan de koolbladeren groeien: je plukt wat je nodig hebt, de plant produceert continu nieuwe bladeren, en zo heb je het hele jaar door verse kool. Er wordt trouwens ook stevig geruild: de een heeft heel veel aardappelen, de ander heeft veelteveel sinaasappels, en weer een ander heeft honderden liters wijn van eigen druiven. En kun je niet ruilen? Dan krijg je het gewoon. Heel simpel.
Voor vlees zorgen is ook niet een groot probleem. Vaak hebben mensen een paar kippen, niet alleen voor de eieren maar ook voor het vlees. Sommigen hebben zelfs een eigen varken, die krijgt al het afval en restjes en als het dier groot en vet genoeg is wordt het geslacht. De hele familie komt dan helpen om al dat vlees te verwerken, en er wordt echt niets weggegooid.
Brood kun je natuurlijk zelf bakken maar het is een hele klus, men bakt dan vaak voor een hele week, maar in de vochtige winters kun je het brood niet een week bewaren. Wij zijn gewend brood in de vriezer te stoppen en het er uit te halen zodra je het nodig hebt, maar dat kun je geen vers brood meer noemen natuurlijk. Trouwens, ik vraag me af of, bijvoorbeeld bij ons in het dorp, veel vriezers staan. Ik durf het te betwijfelen. Maar goed, ik dwaal af.
Vis dan, het staat bij de meeste Portugezen zowat dagelijks op het menu, en dan vooral bacalhau, maar vis kun je natuurlijk helemaal niet zelf produceren. Hoe kom je dan aan je vis?
Heel eenvoudig: sinds jaar en dag rijden bakker en visboer hun dagelijkse route langs de verschillende dorpen om hun klanten van vers brood en verse vis te voorzien. Vaak zie je 's-ochtends al vrouwen langs de kant van de weg staan, wachtend op de leverancier. Samen wachten is wel zo gezellig, en het is meteen een mooie gelegenheid om elkaar even over de laatste nieuwtjes bij te praten. Je weet precies wanneer de bakker of visboer er is, zodra ze in het dorp zijn laten ze dat weten door hard en lang op de claxon van de auto te drukken. Wij noemen het daarom gekscherend toeterbrood en toetervis.
Als iedereen van verse waar voorzien is, en ook de laatste nieuwtjes van de leverancier zijn vernomen, gaat iedereen weer naar huis met het eten voor die dag. En de volgende dag begint het ritueel van voren af aan. Behalve op zondag, maar dan ga je met de lunch gewoon naar het plaatselijke restaurant om "cozido à Portuguesa" te eten. En dan eten ze zoveel dat ze 's-avonds toekunnen met de restjes van de vorige dag. En op maandag is er dan gewoon weer verse aanvoer van brood en vis. Simpel toch?